Algemeen                        
De activiteiten van Stichting Surplus bestaan uit het verzorgen van openbaar basisonderwijs en speciaal basisonderwijs  in de gemeente Hollands Kroon en de gemeente Schagen. De activiteiten van Stichting Samenwerkingsscholen Kop van Noord-Holland bestaan uit het verzorgen van algemeen bijzonder onderwijs in de gemeente Hollands Kroon.

Grondslagen voor de consolidatie                        
In de geconsolideerde jaarrekening van Stichting Surplus zijn de financiële gegevens verwerkt van de tot de groep behorende rechtspersonen, in dit geval Stichting Samenwerkingsscholen Kop van Noord-Holland (SSKNH), waarop een overheersende zeggenschap kan worden uitgeoefend of waarover de centrale leiding wordt gevoerd. De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van de grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling van Stichting Surplus. De activiteiten van SSKNH bestaan uit het verzorgen van het onderwijs van abbs De Meertuin met inachtneming van artikel 46 van de Wet op het Primair onderwijs.

De financiële gegevens van SSKNH zijn volledig in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen onder eliminatie van de onderlinge verhoudingen en transacties. Belangen van derden in het vermogen en in het resultaat van groepsonderdelen zijn afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking gebracht.

De resultaten van nieuw verworven groepsonderdelen en de andere in de consolidatie meegenomen rechtspersonen worden geconsolideerd vanaf de overnamedatum. Op die datum worden de activa, voorzieningen en schulden gewaardeerd tegen de reële waarden. De betaalde goodwill wordt geactiveerd en afgeschreven over de economische levensduur. De resultaten van afgestoten deelnemingen worden in de consolidatie verwerkt tot het tijdstip waarop de groepsband wordt verbroken.

Alle groepsonderdelen, zoals opgenomen in de paragraaf consolidatie, evenals de overige deelnemingen, zoals opgenomen onder de toelichting op de financiële vaste activa, zijn aangemerkt als verbonden partij. Verder zijn Stichting Buitenschoolse Activiteiten Surplus, Stichting Schoolrekeningen Surplus en Stichting Beheer Brede Scholen Kop van Noord-Holland aan te merken als verbonden partijen. Aangezien Surplus geen overheersende zeggenschap kan uitoefenen op de samenstelling van het bestuur van deze stichtingen en ook niet de centrale leiding heeft over deze stichtingen, vallen deze stichtingen niet onder de consolidatieverplichting.

Algemene grondslagen voor de opstelling van de (geconsolideerde) jaarrekening
Deze jaarrekening bevat de financiële gegevens over het kalenderjaar 2016. De jaarrekening is opgemaakt door Kinobi Onderwijs Services bv te Alkmaar (heden ONS Onderwijsbureau) maar onder verantwoordelijkheid van het bestuur van Stichting Surplus. De jaarrekening is opgesteld conform de richtlijnen van de Regeling Jaarverslaggeving onderwijs en overeenkomstig de verslaggevingsvoorschriften en bepalingen zoals weergegeven in titel 9 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Tevens is de richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving gevolgd. In deze richtlijn zijn voor de sector presentatie-, waarderings- en verslaggevingsvoorschriften opgenomen.
De waardering van activa en de bepaling van het resultaat vinden plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij de desbetreffende grondslag voor de specifieke balanspost anders wordt vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd volgens kostprijsmodel.
Baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verplichtingen en mogelijke verliezen die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.   

Rapporteringsvaluta                        
De in de jaarrekening opgenomen bedragen luiden in hele euro's. Voor zover niet anders vermeld, zijn de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden.      

Financiële instrumenten                        
Onder financiële instrumenten worden zowel primaire financiële instrumenten, zoals vorderingen en schulden, als financiële derivaten verstaan. Stichting Surplus handelt niet in financiële derivaten en heeft procedures en gedragslijnen om de omvang van het kredietrisico bij elke tegenpartij of markt te beperken.
In de toelichting op de onderscheiden posten van de balans wordt de reële waarde van het desbetreffende instrument toegelicht als die afwijkt van de boekwaarde. Indien het financiële instrument niet in de balans is opgenomen wordt de informatie over de reële waarde gegeven in de toelichting op de 'Niet uit de balans blijkende verplichtingen en activa'.               
Materiële vaste activa                        
De materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en indien van toepassing met bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingen worden gebaseerd op de geschatte economische levensduur en worden berekend op basis van een vast percentage van de verkrijgingsprijs, rekening houdend met een eventuele restwaarde. Aankopen tot een bedrag van € 1.000 worden onmiddellijk ten laste van de exploitatie gebracht. De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar van aanschaf, startend vanaf de maand volgend op de maand van ingebruikname.

De bestede subsidies in verband met de aanschaf van (materiële) vaste activa worden gepresenteerd onder de overlopende activa. Deze subsidies worden tijd-evenredig over de geschatte economische levensduur van deze activa ten gunste gebracht  van de staat van baten en lasten.
Voor de kosten van periodiek groot onderhoud wordt een voorziening gevormd. Deze voorziening is opgenomen onder de overige voorzieningen aan de passiefzijde van de balans.            
We gebruiken de volgende afschrijvingstermijnen:                     

Rubriek

%

Termijn

Bedrijfsgebouwen

2,50%

40

jaar

Verbouwing

6,70%

15

jaar

Schooltuinen

12,50%

8

jaar

Inventaris en apparatuur

20%

5

jaar

Kantoor- en speelmeubilair

10%

10

jaar

Schoolmeubilair

5,90%

17

jaar

ICT

20%

5

jaar

Software

20%

5

jaar

OLP (leermiddelen)

12,50%

8

jaar

Vervoermiddelen

20%

5

jaar

De gebouwen en terreinen worden opgenomen indien sprake is van economisch eigendom. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in het geval van eigen investeringen of van doordecentralisatie van de huisvesting. Op terreinen wordt niet afgeschreven.    

Financiële vaste activa
De onder de financiële vaste activa opgenomen obligaties (beursgenoteerd en niet-beursgenoteerd,) die eveneens niet behoren tot een handelsportefeuille (en die worden aangehouden tot het einde van de looptijd) worden gewaardeerd op de geamortiseerde kostprijs.

Vlottende activa
Vorderingen en overlopende activa
De vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde. Noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid worden in mindering gebracht. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen.

Liquide middelen                        
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Liquide middelen die niet ter directe beschikking staan worden verwerkt onder de vorderingen. Liquide middelen die gedurende langer dan 12 maanden niet ter directe beschikking staan van de stichting worden verwerkt onder de financiële vaste activa.

Eigen vermogen
Algemene reserve
De algemene reserve is ter waarborging van de continuïteit van de scholen en wordt opgebouwd uit resultaatbestemming van overschotten die ontstaan uit het verschil tussen de baten en de werkelijk gemaakte lasten. In geval van een tekort wordt dit ten laste van de algemene reserve gebracht. De algemene reserve wordt beschouwd als publieke middelen en is besteedbaar volgens de richtlijnen van het ministerie OCW.      

Bestemmingsreserve 1e waardering
Deze bestemmingsreserve is gevormd door de activering van de aanwezige inventaris. Jaarlijks vermindert, middels resultaatbestemming, deze bestemmingsreserve met de afschrijvingslast van de desbetreffende activa.   

Bestemmingsreserve Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen (BAPO)
Deze reserve is gevormd om de toekomstige BAPO lasten te financieren, voor zover deze boven de 2% van de personele lumpsumbekostiging uitkomen. Deze reserve is gevormd vanuit de voor 2010 verplicht gestelde voorziening BAPO. Toevoeging en onttrekking vinden plaats bij resultaatbestemming op basis van een meerjarenraming van de BAPO-kosten.   

Bestemmingsreserve Integrale Kind Centra (IKC)
Voor de financiering van Integrale Kind Centra wordt een bedrag van maximaal € 100.000,- gereserveerd. Dit geld is bedoeld ter co-financiering van de vorming van het IKC.

Bestemmingsreserve Alle Kansen
Deze reserve is gevormd vanuit de schoolresultaten van afgelopen jaren en is bedoeld ter financiering van innovatieve projecten. Op basis van een aanvraag worden projecten beoordeeld en worden gelden toegekend. De projecten dienen een relatie te hebben met de zeven speerpunten en de ervaringen moeten gedeeld worden. Het fonds kan jaarlijks worden bijgevuld vanuit de winstverdeling tot maximaal € 200.000,-.

Voorzieningen                        
Toevoegingen aan de voorzieningen vinden plaats door dotaties ten laste van de staat van baten en lasten. De onttrekkingen vinden rechtstreeks plaats ten laste van de desbetreffende voorziening. Tenzij anders aangegeven worden de voorzieningen opgenomen tegen de nominale waarden.         
Pensioenen
Stichting Surplus heeft voor haar werknemers een toegezegd-pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gemiddeld verdiende loon berekend over de jaren dat de werknemer pensioen heeft opgebouwd bij Stichting Surplus.
De verplichtingen, die voortvloeien uit deze rechten van haar personeel, zijn ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds ABP. De pensioenrechten worden jaarlijks geïndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financiële verplichtingen) dit toelaat.
Naar de stand van ultimo december 2016 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds 98.8% (bron: website www.abp.nl d.d. 14-4-2017). In 2016 had het pensioenfonds een dekkingsgraad van ten minste 105% moeten hebben. Het pensioenfonds verwacht hieraan te kunnen voldoen en voorziet geen noodzaak voor de aangesloten onderwijsinstellingen om extra stortingen te verrichten of om bijzondere premieverhogingen door te voeren (bron: website www.abp.nl d.d. 19-4-2016). Stichting Surplus heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensioenfonds, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. Stichting Surplus heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord.

Uitgestelde beloningen
Op basis van Richtlijn 271 van de Raad voor de Jaarverslaggeving is een voorziening opgenomen voor verplichtingen uit hoofde van toekomstige uitkeringen bij 25-jarige respectievelijk 40-jarige ambtsjubilea van personeelsleden. De voorziening is opgenomen tegen de contante waarde van de toekomstige uitbetalingen en is afhankelijk van de ingeschatte blijf-kans, gemiddelde salarisstijging en disconteringsvoet. De werkelijke jubilea-uitkeringen worden ten laste van deze voorziening gebracht. Per 2013 is uitgegaan van een ophoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar.

Spaarverlof
De voorziening spaarverlof is opgebouwd om de kosten te dekken van de vervanging van de huidige personeelsleden als ze in de toekomst spaarverlof opnemen.         

WW-voorziening
Dit betreft een inschatting van de mogelijke uitkeringskosten van medewerkers die zijn ontslagen en waarbij het Participatiefonds de uitkeringslasten draagt en dit later verrekent met Surplus.
De voorziening is gebaseerd op een prognose van de uitkeringslasten en de inschatting van de kans op het vinden van een betrekking voor de einddatum van de uitkering. Bedragen zijn contant gemaakt tegen een discontovoet van 3%.   

Langdurig zieken
Dit betreft een voorziening ter dekking van het doorbetalen van medewerkers die ultimo boekjaar meer dan 42 weken ziek zijn en waarvan te verwachten is dat zij langer dan twee jaar voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn. De werkgever is verplicht om 65% van het verschil tussen het oude salaris en de verdiencapaciteit (hier: het minimum loon) door te betalen voor maximaal vijf jaar.

Overige personele voorzieningen                        
Dit betreft een inschatting van kosten die voortvloeien uit arbeidsgeschillen. De voorziening is gebaseerd op een juridische onderbouwing, waarbij een schatting wordt gemaakt van de te verwachten kosten die hieruit voortvloeien. De voorziening is opgenomen tegen nominale waarde.

Onderhoud                        
De voorziening ter gelijkmatige verdeling van lasten voor groot onderhoud van gebouwen wordt bepaald op basis van de te verwachten kosten over een reeks jaren. De voorziening wordt lineair opgebouwd. Het uitgevoerde geplande onderhoud wordt ten laste van deze voorziening gebracht. In verband met verandering van wetgeving (doordecentralisatie buitenonderhoud) bestaat deze onderhoudsvoorziening per einde boekjaar uit een component binnen- en buitenonderhoud. Er wordt bij het bepalen van de voorziening niet geïndexeerd.

Kortlopende schulden
Dit betreft schulden met een op balansdatum resterende looptijd van ten hoogste één jaar. Kortlopende schulden worden bij eerste verwerking opgenomen tegen de reële waarde en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs. De reële waarde en geamortiseerde kostprijs zijn gelijk aan de nominale waarde van de schuld.                                 
Overlopende passiva
De overlopende passiva betreffen vooruit ontvangen bedragen die aan opvolgende perioden worden toegerekend en nog te betalen bedragen, voor zover ze niet onder de andere kortlopende schulden zijn te plaatsen. De bestede subsidies in verband met de aanschaf van (materiële) vaste activa worden gepassiveerd onder de overlopende passiva. Deze subsidies worden tijd-evenredig over de geschatte economische levensduur van deze activa ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht.   

Grondslagen voor de bepaling van het resultaat

Toerekeningsbeginsel
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben, ongeacht het moment van ontvangst of betaling. Hierbij wordt uitgegaan dat reguliere onderwijstaken gelijkmatig over het schooljaar worden gespreid.   

Realisatiebeginsel
De baten worden opgenomen voor zover ze op balansdatum zijn gerealiseerd.            
Voorzichtigheidsbeginsel
Lasten en risico's zijn opgenomen indien ze hun oorsprong hebben vóór het einde van het verslagjaar en ze vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.   

Rijksbijdragen
De ontvangen (normatieve) rijksbijdrage en de niet-geoormerkte OCW-subsidies (vrij besteedbare doelsubsidies zonder verrekeningsclausule) worden in het jaar waarop de toekenningen betrekking hebben volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten.
Geoormerkte OCW-subsidies met een vrij besteedbaar overschot (doelsubsidies waarbij het overschot geen verrekeningsclausule heeft) worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord naar rato van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten. Het deel van de subsidies waarvoor nog geen activiteiten zijn verricht per balansdatum worden verantwoord onder de overlopende passiva.

Geoormerkte OCW-subsidies (doelsubsidies met verrekeningsclausule) worden ten gunste van de staat van baten en lasten verantwoord in het jaar waarvan de gesubsidieerde lasten komen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de overlopende passiva zolang de bestedingstermijn nog niet is verlopen. Niet bestede middelen worden verantwoord onder de kortlopende schulden als de bestedingstermijn is verlopen op balansdatum.                              
Overige exploitatiesubsidies
Overige exploitatiesubsidies worden ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar ten laste waarvan de gesubsidieerde lasten komen/waarin de opbrengsten zijn gederfd/waarin het exploitatietekort zich heeft voorgedaan.   

Giften
Giften worden gewaardeerd tegen de reële waarde (voor zover bepaalbaar) in de staat van baten en lasten.

Segmentatie
In de jaarrekening wordt een segmentatie van de staat van baten en lasten gemaakt in de volgende segmenten: Stichting Surplus en SSKNH. Bij de verdeling van de staat van baten en lasten per operationeel segment is aangesloten op het segment waarin de activiteiten worden uitgevoerd.

Grondslagen voor de opstelling van het geconsolideerd kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. Bij de indirecte methode wordt het exploitatieresultaat als basis genomen. Dit overzicht geeft weer waaraan de in de verslagperiode beschikbaar gekomen gelden zijn besteed en waaruit ze voortkomen. In samenhang met de balans en de staat van baten en lasten moet het kasstroomoverzicht bijdragen aan het inzicht in de financiering, de liquiditeit, de solvabiliteit en het vermogen van de instelling om geldstromen te genereren.         
Consolidatie
De jaarrekening is sinds 2006 een geconsolideerde jaarrekening. Daarin worden de cijfers van Stichting Surplus en SSKNH samengevoegd. Voor Stichting Schoolrekeningen Surplus en Stichting Buitenschoolse Activiteiten Surplus (BAS) is gekozen om gebruik te maken van de deelnemingsvrijstelling. Het balanstotaal van beide stichtingen is minder dan de 5% van het balanstotaal.